Mijn naam is Klaas Elling. Ik ben 55 jaar, getrouwd en vader van drie volwassen kinderen. In 2003 had ik een drukke en boeiende baan als accountmanager in de agrarische sector. Tot op een avond alles anders werd en duidelijk werd dat mijn hart mij en mijn gezin geen lang leven meer gunde.
Op een avond, in februari 2003, kwam ik verkouden en grieperig thuis. Ik kreeg het ’s nachts zo benauwd dat ik het gevoel had dat er iets met m’n longen aan de hand was. Als ik rechtop zat ging het beter en ik ben even met een glas water in de kamer gaan zitten. Op een gegeven moment schrok ik wakker, ik lag languit in de kamer. Kennelijk was ik buiten bewustzijn geweest. Mijn vrouw bleef rustig en belde 112. Toen de dokter kwam, viel ik weer weg, ik had een hartslag van 250. Nadat een infuus was aangebracht, ging mijn hart weer normaal.
In het Scheper Ziekenhuis Emmen maakten ze een hartfilmpje en alles leek normaal. Maar ik werd wel opgenomen. Uit een echo van mijn hart bleek dat ik een zeer vergrote hartspier had. Mijn hart sloeg geregeld op hol, binnen enkele seconden ging de hartslag 200 tot 260 slagen per minuut.
Om nog enige kwaliteit van leven te krijgen was het raadzaam om een ICD (= Inwendige Cardioverter Defibrilator, die er voor zorgt dat het hartritme bewaakt en geregistreerd wordt) te implanteren. Dit zou drie weken later gebeuren in de Isala klinieken.
Na de implantatie ging het een poosje redelijk goed en ben ik weer aan ‘t werk gegaan. Maar na een maand of zes ging mijn conditie hard achteruit.
Later bleek dat de hartspier slechter werd. In maart 2005 werkte deze zo slecht dat de bloeddruk te laag bleef en ik vocht vasthield. Ondanks een aantal ‘ontwateringopnamen’ ging ik steeds verder achteruit. De medicatie had weinig tot geen effect en de artsen namen contact op met een UMC voor een eventuele harttransplantatie.
Voor de screening werd ik opgenomen in UMC Groningen.
Deze screening duurde zeven weken, er werden geen andere, bijkomende problemen geconstateerd en ik kwam op de wachtlijst voor een harttransplantatie.
Tot die tijd kreeg ik een speciaal infuus dat de hartspier moest stimuleren. Dat werkte eerst redelijk maar na een aantal maanden liet de hartspier het weer afweten, mijn bloeddruk zakte tot 50/25 en ik hield veel vocht vast in mijn hele lichaam. In juli 2005 werd ik weer opgenomen in het Scheper Ziekenhuis en de volgende dag ben ik overgebracht naar het UMCG.
De vooruitzichten waren slecht. Een transplantatie zou nu dé oplossing zijn maar ja, de wachttijd voor een hart…
We zijn geïnformeerd door de cardioloog en een verpleegkundige, maar ik heb er eerlijk gezegd niet alles van meegekregen. Het was een ongelooflijk emotionele periode voor het hele gezin. Hoelang nog…?
Als tijdelijke oplossing kon er een hartpomp geplaatst worden. De hartpomp is grotendeels gemaakt van titanium, weegt ongeveer 1180 gram en heeft een doorsnee van 110 mm. Deze pomp wordt inwendig geplaatst onder het hart en is verbonden met het hart en met de aorta, de grote lichaamsslagader. De pomp helpt het hart bloed door het lichaam te pompen. Voor die tijd moest er eerst een ballonpomp in het hart geplaatst worden om te kijken of mijn lichaam positief zou reageren. Binnen zeven dagen moest er een zichtbare verbetering zijn, daarna kon de hartpomp geplaatst worden.
Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als het resultaat niet positief was.
Het waren spannende dagen, we leefden allemaal tussen hoop en vrees. Het resultaat was echter positief en ik ben na de vijfde dag naar het UMCU gebracht. Ik was nog niet stabiel genoeg om geopereerd te worden omdat ik te veel vocht vasthield. Een dag later ben ik met spoed geopereerd. Ik nam afscheid van vrouw en kinderen met de gedachte: komt dit ooit nog goed?
Na de implantatie van de hartpomp ben ik drie dagen kunstmatig in slaap gehouden. Toen ik wakker werd, was de hartpomp geïmplanteerd. Hij werkte naar verwachting zou anderhalf tot twee jaar kunnen blijven werken. Ik hoopte dat er in die periode een hart beschikbaar zal komen.
Tijdens deze wachttijd moest ik proberen mijn conditie te verbeteren door middel van therapie. Dit begon in het UMCU en ruim vijfweken na de implantatie kon ik naar huis en de therapie voortzetten in het Scheper Ziekenhuis.
Het contact tussen beide ziekenhuizen buitengewoon goed waardoor er geen stagnatie ontstond. De begeleiding van cardiologen en fysiotherapeuten heb ik als erg plezierig ervaren.
Het wachten op een donorhart viel de eerste maanden erg mee en mijn conditie werd in de loop van de tijd steeds beter. Het leven met een hartpomp viel me niet tegen, mijn hobby’s tuinieren, fietsen, klussen, enzovoort, gingen me goed af.
In mei 2006 traden er opnieuw hartritmestoornissen op. Kort daarna kreeg ik een hartstilstand, maar de hartpomp ving het gelukkig goed op. Ik werd gereanimeerd in het Scheper Ziekenhuis, daarna ben ik naar het UMCU gebracht voor nader onderzoek. Achteraf viel het mee, maar het vertrouwen in hart en hartpomp had opnieuw een knauw gekregen. De emotionele kant van het verhaal ging een steeds grotere rol spelen. Wanneer…?
En dan opeens: ‘Meneer Elling, er is een hart voor u.’ Binnen een kwartier stond de ambulance voor de deur. Na een uur en een kwartier waren we in het UMCU. Circa drie uur later ging ik de operatiekamer in, heel rustig en zelfverzekerd. Mijn vrouw en kinderen waren er ook gerust onder. Ze hadden een goed voorgevoel.
Ze zijn goed opgevangen en begeleid door de verpleegkundigen en na de operatie door de chirurg. Het verloop van de transplantatie verliep voortvarend.
Na acht uur lag ik op intensief care. De chirurg was zeer tevreden. Vier uur later kon ik al met mijn vrouw praten.
Twee dagen na de transplantatie stond ik al naast bed. De revalidatie verliep voorspoedig, mede dankzij de goede verzorging van de verpleegkundigen en fysiotherapeuten.
Na tien dagen ging ik naar het UMCG en nog eens twee weken later naar Beatrixoord, Centrum voor Revalidatie, in Haren waar de therapie werd geïntensiveerd.
Een maand na de transplantatie heb ik de fietstest gedaan. Deze test was hoopgevend en ik mocht ik naar huis.
Drie maanden na de transplantatie fietsten mijn vrouw en ik langs het kanaal. Ineens bleef ze stilstaan en begon te huilen. ‘Wie had dit gedacht dat ik hier met jou nog weer zou fietsen, onbegrijpelijk!’
Dankzij een donor voelen wij ons zeer gelukkig en bevoorrecht met ons nieuwe leven.
Nu februari 2007 gaat het zeer goed met mijn revalidatie. Onderbegeleiding van een HIB fysiotherapeut train ik 2 dagen per week 2 uur in een sportschool.
De warming-up duurt zo’n 10 minuten dan fiets ik een halfuur met een maximum van 105 watt, daarna een uur kracht training en een 20 minuten koelingdown op een loopband. Dit bevalt me uitstekend.