Ida Welbers verloor op jonge leeftijd veel mensen die haar dierbaar waren. Relaties liepen een voor een stuk en ze raakte het vertrouwen in de toekomst kwijt. Opeens komt daar Frank… haar grote liefde, die echter veel te jong overlijdt. Maar Frank is donor en geeft hierdoor nieuw leven aan mensen die daar bijna niet meer op hadden durven hopen.
‘Voordat ik het verhaal van Frank, mijn overleden man, vertel, ga ik even terug naar mijn jeugd. Rond m’n 18de had ik een intens verdrietige periode. Ik verloor veel mensen van wie ik hield, onder andere mijn verloofde Sjaak. Daar kwam de echtscheiding van mijn ouders nog eens bij. Mijn vertrouwen in de toekomst liep een flinke deuk op. Ik had enkele relaties maar uit angst weer iemand te verliezen, kon ik me moeilijk aan iemand binden.
Regelaar
Ik ben bijna 27 als ik Frank ontmoet; hij zet mijn leven totaal op z’n kop. Met zijn humor en nuchter verstand heeft hij me binnen de kortste keren om. Vijftien weken later trouwen we. Na de geboorte van de kinderen wil ik alles goed geregeld hebben voor het geval ons iets overkomt. We regelen een testament op langstlevende, een verzorgingstestament voor de kinderen en onze persoonlijke wensen voor de uitvaart. En, niet onbelangrijk, of we donor willen zijn als de vraag zich aandient. Bij Sjaak dacht ik daar namelijk pas aan na de begrafenis. Franks motto was: ”Ze mogen alles van me hebben, ik heb dan niets meer nodig”.
Het leven is goed
In 1994, als de kinderen naar de basisschool gaan, beginnen Frank en ik een café. De klandizie is niet groot maar na tien jaar hard werken, hebben we samen een leuke tent opgebouwd: 25 verenigingen en clubs en nog een drukke cafetaria. Ons leven is gevuld. Frank vindt het prachtig dat Marco, de oudste, de horecaopleiding gaat doen. Ellen geeft helemaal niets om horeca en kiest een andere studierichting. Ook dit respecteert Frank.
We kunnen op de huidige plek niet verder groeien en besluiten de zaak in de stille verkoop te doen. Daarna zal ik uit de vof stappen en gaat Marco met Frank in de nieuwe zaak verder. Het leven is goed!
“Blijf rustig”
Het is najaar 2005 en Frank z’n ogen staan al een paar dagen niet goed. Als ik er iets van zeg, zegt hij: “Wat vanzelf komt, gaat ook weer vanzelf weg”. Maar op een dag kijkt Frank me grauw aan. Hij staat op een vreemde manier op en roept Marco. Ik zie aan zijn gezicht dat het foute boel is, dit is einde oefening voor Frank. Waarom ik dat denk weet ik niet. Ik zeg Marco 112 te bellen en probeer zelf de huisarts te bellen. Als ze me voor de tweede keer in de wacht willen zetten, begin ik te vloeken. Frank raakt in paniek en Marco en ik moeten hem in bedwang houden. Zo ken ik Frank niet. Ik neem hem in mijn armen en zeg dat ik van hem hou. Ineens is de huisarts er en 112 belt terug. De arts bevestigt wat ik ook al had gezien: CVA. Frank brabbelt tegen mij: “Blijf rustig”, en op een vreemde manier word ik ook rustig. Dit zijn de laatste woorden van Frank tegen mij. Nog altijd hoor ik die woorden als ik een belangrijke beslissing moet nemen.
Terwijl ik de ambulance hoor, regel ik heel resoluut personeel voor die avond, graai spullen voor Frank bij elkaar en stap in de ambulance. Marco belt Ellen op school dat ze meteen naar het ziekenhuis moet komen omdat er iets is met papa. Tegelijkertijd vangt hij het personeel op.
Niet reanimeren
Als ik in het ziekenhuis aankom, is Ellen al in de wachtkamer. Ik neem haar in mijn armen en probeer uit te leggen hoe slecht het gaat met papa. Franks familie is al onderweg en ik bel mijn familie. Mijn moeder komt direct.
De neuroloog legt ons uit dat Franks toestand ernstig is, hij ligt aan de beademing en zal overgebracht worden naar het ziekenhuis in Tilburg. De kinderen nemen afscheid van hun vader en ik ga mee met de ambulance. Marco vangt samen met de neuroloog de rest van de familie op.
In de ambulance met gillende sirene zit ik inwendig te vloeken en te schelden: ga toch aan de kant dove kwartels!
Op de Spoedeisende Hulp wachten verplegers Frank op en brengen hem direct naar de IC. Ik word weggestuurd en alleen op de gang schiet er van alles door m’n hoofd: pijn, verdriet, het waarom…
Franks familie komt tegen 20.00 uur. Een arts komt ons vertellen dat Frank een flinke hersenbloeding heeft en dat zijn overlevingskansen erg slecht zijn.
Ik vertel heel rustig dat bij een hartstilstand niet gereanimeerd mag worden. Ellen gaat hierbij over de rooie. Ik vraag haar of ze nog weet hoe papa erover dacht, ze knikt. Ze weet dat papa nooit als kasplantje zou willen leven. Franks moeder is het helemaal met me eens.
Donatieprocedure
Er wordt een kamer voor me geregeld en mijn moeder blijft die nacht bij me. De kinderen logeren bij een nicht in de buurt.
Donderdagavond vertel ik de verpleging dat Frank als donor geregistreerd staat.
Vrijdags wordt er een scan van Franks hersenen gemaakt. De hersenbloeding blijkt zijn hersenstam ernstig beschadigd te hebben. In verband met wettelijk protocol van vijf dagen bij een hersenbloeding, wordt na het weekend bekeken wat de vervolgstappen zijn.
Zondagmiddag hebben we met familie en vrienden, onder leiding van een pastores, een afscheidsdienst op zijn kamer. Ik doe dit voor m’n kinderen en mezelf; Frank zou het niet gewild hebben.
Maandagmiddag neemt mijn moeder me mee naar huis, ik ben aan het eind van mijn krachten.
Dinsdagmorgen om 4.15 uur telefoon: direct naar het ziekenhuis, Frank heeft opnieuw een hersenbloeding gehad. De toestand is kritiek.
Tegen 10.00 uur heb ik een gesprek met de arts. Hij legt uit dat Frank geen overlevingskans meer heeft. Hij vraagt of ik door wil gaan met de donatieprocedure. Ik zeg: “Ja, laat uit deze klote situatie dan nog iets goeds komen voor mij en de kinderen.”
In mijn hoofd woedt een storm maar ik weet dat dit Franks wens is. Frank zei altijd: “Laat me nooit aan de machines liggen, trek op tijd stekker eruit. Liever met een knal het leven uit dan stilletjes wegkwijnen”.
Afscheid
Om 11.30 uur is de transplantatiecoördinator er. We vullen de formulieren in en aan het eind van het gesprek vraagt ze me of ik nog steeds door wil gaan met de donatieprocedure. Ik vertel opnieuw hoe Frank erover dacht. Ze legt me uit wat er verder gaat gebeuren. Het is vreemd om te weten dat Frank die avond tegen 18.00 uur niet meer zal ademen. Net alsof hij dan pas echt zal sterven.
Nadat alles is geregeld voel ik mij verschrikkelijk klote en eenzaam. Ik ben zo ontzettend moe. Waar haal ik straks de kracht vandaan om door te gaan?
‘s Avonds om 19.25 uur nemen we afscheid van Frank, mijn maatje, vader van onze twee mooie kinderen.
Ik licht iedereen zelf in dat Frank is overleden, en ook dat hij donor is.
Zes weken later ontvang ik de brief waarin staat dat Frank vijf mensen heeft kunnen helpen. Ondanks al ons verdriet, geeft dit een fijn gevoel.
Frank heeft zijn leven met veel plezier en lol geleefd. Hij was de gangmaker in mijn leven, die me na 19½ jaar moest verlaten. Als ik aan hem denk, verschijnt er een glimlach op mijn gezicht en ik hoop ook dat dit ook voor de ontvangers geldt.’