Toespraken

Hieronder de toespraken die op 14 juni gehouden zijn:

DE ONLOSMAKELIJKE VERWEVENHEID VAN GEVEN EN NEMEN

Mevrouw Sylvester, burgemeester van Naarden

Beste mensen,

Als burgemeester van Naarden heet ik u graag van harte welkom in onze vestingstad.

Sinds oktober 2011 staat hier, vlakbij de Grote Kerk, het prachtige beeld De Klim. Onze stad is er trots op om een plek te mogen bieden voor het Nationaal Donor Monument.

In de directe nabijheid van deze kerk staan nu twee imposante beelden: het donormonument en het beeld van Comenius, de grote Tsjechische denker en pedagoog. Het ene beeld is modern, het andere klassiek. Maar het bijzondere is dat zij ten opzichte van elkaar in het geheel niet detoneren.

Zij verdragen elkaar juist heel goed. En dat roept de vraag op of de connectie nog wat verder gaat. Daarover valt het volgende te zeggen.
Comenius leefde van 1592 tot 1670, ver voor de tijd dat de eerste succesvolle orgaantransplantaties plaatvonden. We vinden over dit onderwerp dan ook geen passages terug in zijn werk.

Maar feit is wel dat de wereldwijde verbondenheid tussen mensen – ongeacht hun afkomst, ongeacht hun geloof – een belangrijke component in zijn denken was. En ook doorzag hij de onlosmakelijke verwevenheid van twee basiswaarden in het menselijk bestaan: geven en ontvangen.

Er is nog een andere connectie die ik niet onvermeld wil laten. Het Duitse Genootschap voor Pedagogiek en Informatie reikt jaarlijks in Berlijn de Comenius Award uit. Deze prijs is een van de belangrijkste onderscheidingen voor educatieve multimediaproducten in Europa.
In 2010 ging de prijs naar “DonorWise”. DonorWise is een eduactief lesprogramma. Het is door de NTS ontwikkeld, in opdracht van het ministerie van VWS. De lesmodule bereidt leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs voor op het maken van een weloverwogen keuze over orgaan- en weefseldonatie.

Mocht Comenius nog kunnen neerzien op wat zich in de wereld afspeelt, dan zal hij de toekenning van de prijs met instemming begroet hebben. En het kan niet anders of hetzelfde moet gelden voor deze bijeenkomst. Want wat is het mooi dat ontvangers en gevers, dan wel hun dierbare naasten, hier vanmiddag verenigd zijn en samen de kracht van het leven en de kracht van verbondenheid ervaren!

Ik wens u allen een hartverwarmend samenzijn!


VOOR MIJ HOREN DOOD EN LEVEN BIJ ELKAAR

Warna Krijgsman

Drie weken geleden, op de eerste sterfdag van mijn vader, stond ik met mijn gezin in de tuin beschuit met muisjes te eten, toen ik terugdacht aan 13 augustus 1994.

Ik lag in diezelfde tuin in de schaduw, met mijn enorme buik – hoogzwanger - in een ligstoel lekker te lezen. Binnen ging de telefoon en ik hees me moeizaam overeind. Het was mijn vader. Hij deed zijn best z’n emoties onder controle te houden: ‘Oma is overleden…
Ze at al niet meer en gisteren stopte ze met drinken – ze is net rustig ingeslapen.’
Mijn allerliefste, wijze oma. Het griepje van een paar weken eerder bleek het slotakkoord na 94 jaar.

Diezelfde nacht nog begonnen mijn weeën en 10 uur later werd Krijn geboren. Een prachtig jongetje met tien vingertjes en teentjes. Alles erop en eraan. Het geluk vermengde zich met het verdriet. Mijn vader verloor zijn moeder en werd opa binnen 24 uur…

Zo passeerden direct rond Krijn’s geboorte leven en dood elkaar.

Krijn, de oudste van onze drie kinderen, is vijftien als de huisarts hem naar het ziekenhuis stuurt voor een echo van zijn opgezwollen buik die maar niet verdwijnt. Ik zit naast hem als Krijn op de onderzoekstafel ligt, en we op het scherm grote zwarte vlekken zien. De radioloog mompelt af en toe iets in zichzelf. Plotseling stopt hij, staat op en zegt: ‘Momentje, ik ben zo terug.’

Bijna 20 minuten later blijkt dat hij overlegde met de kinderarts, die Krijn met spoed laat opnemen. Er zitten liters vocht in zijn buikholte én om zijn hart.
Vier chaotische weken in drie ziekenhuizen volgen. Gevuld met de verlammende onmacht en angst die je als ouder voelt als je kind ernstig ziek blijkt en artsen het eigenlijk ook niet precies weten, ja dat hij een hartafwijking heeft - maar hoe verder? Hij is nog geen zestien …
Eenmaal thuis krabbelt hij weer wat op. Het lijkt redelijk te gaan.

Lijkt. Zijn hart en ook zijn lever kunnen steeds minder aan. Als hij examen moet doen voor zijn opleiding, lukt alleen het theoriedeel. De praktijktoets is te inspannend. Hij komt thuis te zitten – achter zijn computer.
Uiteindelijk kan alleen een ander hart uitkomst bieden. Krijn is 17 als hij op de wachtlijst komt. De donor mag maximaal 45 zijn. Het lange wachten begint.

Vorig jaar begin mei, vrijdagavond half acht. De telefoon gaat, ik lig lui op de bank en roep naar de kinderen ‘wil iemand even opnemen….’
Het is de cardioloog… er is misschien een hart. Ik schiet overeind en hoor alles door watten. Zie Krijn staan met de telefoon in zijn ene hand en de andere op zijn hart. Het is zover. Meteen schiet door me heen dat er ergens anders een moeder is die vandaag haar kind verloor. Veel te jong, veel te vroeg.

Als moeder voel ik me direct verbonden met haar, en haar hartverscheurende pijn. Die ik me niet kan voorstellen, want juist díe pijn blijft mij bespaard. Mijn zoon krijgt een tweede leven, omdat het eerste leven van de donor voortijdig is afgebroken. Man of vrouw – misschien zélf met kinderen, ik weet het niet.

Leven en dood raken elkaar.

Krijn ligt nog op de intensive care van het AZU als mijn vader belt en vraagt of we bij hem langs willen komen. Hij is 88 en helemaal helder, maar na twee korte ziekenhuisopnames klaar. Hij wil niet meer. Geen gedoe meer. ‘Mijn kaarsje dooft nu langzaam uit en dat van Krijn flakkert weer op.’ Hij stopt met eten, net als mijn oma jaren daarvoor. Een dapper besluit. Mijn vader overlijdt 3 weken na de harttransplantatie van zijn kleinzoon. Bij de crematie is Krijn aanwezig en verbijstert iedereen met zijn nieuwe leven.

Alweer passeren de dood en het leven elkaar.

Het afgelopen jaar verloor ik een collega, hij had ALS en koos voor euthanasie omdat hij toch donor wilde zijn.
Op Valentijnsdag overleed een klasgenootje van onze dochter Cleo aan een hersenbloeding. Net 16 jaar. En donor. Een deel van haar lever redde een klein meisje.
Al deze donorhelden lieten mij zien dat het leven en de dood elkaar niet alleen onverwacht kunnen passeren, maar elkaar bij orgaandonatie ook raken.

Wanneer het grote verdriet komt, weet niemand. Wat we wél zelf in de hand hebben, is het zoeken naar momenten van vreugde. Momenten om het leven te vieren.

Drie weken geleden was het de eerste sterfdag van mijn vader en diezelfde dag slaagde Krijn na zijn praktijktoets alsnog voor zijn examen. Wij stonden einde van die middag met z’n vijven in de tuin en keken naar onze rondscharrelende nieuwe gezinsleden: vier kleine kippetjes.
Hun komst vierden we met het smakelijkste symbool van nieuw leven. En ik weet niet hoe u erover denkt, maar voor mij is dat beschuit met muisjes.


HET ZOU VANZELFSPREKEND MOETEN ZIJN…

Gerda Vinck

Het zou best kunnen dat hier iemand aanwezig is die baat heeft gehad bij de dood van mijn man zo’n 17 jaar geleden. Het zou ook kunnen dat niemand daarvan meer in leven is.
Er is van alles te bedenken - maar ik weet het niet. En dat is goed zo. Ik wil het ook graag zo houden.

Wij allen hier aanwezig zijn allemaal op de een of andere manier betrokken bij transplantatie van organen en weefsels: een thema dat te maken heeft met dood en leven. En het kan niet anders dan dat daar heftige gevoelens bij betrokken zijn. Op zo’n dag als vandaag willen we die samen delen en daar wat richting aan geven.

Als nabestaande zou ik U hierover mijn gedachten eens willen voorleggen.
Natuurlijk kan er ook anders tegenaan worden gekeken. Meningen kunnen naast elkaar bestaan en elkaar beïnvloeden.

Ik denk dat orgaan- en weefseldonatie slechts vrijheid moet bevorderen en geen ketens moet smeden die mogelijk belastend zouden kunnen werken. Getransplanteerden en nabestaanden staan voor de opgave hun leven weer op te pakken dat zo erg verstoord is geworden.

Het lijkt mij van belang dat beide groepen daarbij niet gehinderd worden door gevoelens, die o zo begrijpelijk, maar niet goed gefundeerd zijn. Het besef dat de toegenomen levensvreugde van de één zijn oorsprong vindt in het verdriet van de ander, moet niet leiden tot schuldgevoelens. Er is immers geen oorzakelijk verband.

Het is geen verdienste nabestaande van een donor te worden! Doordat ik mijn man kon reanimeren, kon hij donor worden, maar u zult begrijpen dat ik daar op dat moment niet aan heb gedacht. Mijn man is gestorven omdat hij een hersenbloeding kreeg. Er was niets meer aan te doen. Mijn man stond niet als donor geregistreerd.

Zijn organen en weefsels echter hadden hun waarde voor hem verloren. En ook voor mij en onze kinderen was er afstand gekomen tussen hem en zijn lichaam.

Dat op het moment van het feitelijk overlijden de vraag gesteld kan worden of zijn organen en weefsels uitgenomen kunnen worden ten behoeve van transplantatie, is een groot goed.
Het laat zien waar wij als samenleving toe in staat zijn.

Bij mij kwam die vraag niet op een goed moment en dat zal voor vele nabestaanden van niet geregistreerden gelden. Het verdriet en grote verwarring overheersten toen. Daarom zou het dan ook vanzelfsprekend moeten zijn dat volwassenen, middels het donorregistratiesysteem, zelf vastleggen dat hij of zij wel of niet, donor mag worden na overlijden.

Het zou eigenlijk ook vanzelfsprekend moeten zijn dat wat voor de één niet meer bruikbaar is, beschikbaar komt voor een ander die het juist heel erg goed kan gebruiken. Door mijn vrijwilligerswerk bij de Nederlandse Transplantatie Stichting heb ik vele getransplanteerden ontmoet. Ik weet hoeveel vreugde het doneren teweeg kan brengen.

Het mogelijk maken dat ik donor kan worden door me met JA te registreren, heeft voor mij dan ook de betekenis gekregen van een omgangsvorm met de medemens. Dat gun je elkaar.

Ik begrijp de gevoelens van dankbaarheid bij getransplanteerden. Vaak krijgt hun leven een geheel nieuw perspectief. Maar ik denk dat die gevoelens van dankbaarheid zich zouden moeten richten op de samenleving die we zo samen vormgeven en die transplantatie mogelijk maakt. Niet speciaal naar de nabestaanden van donoren toe.

Het is slechts door de miljoenen mensen die zich met JA hebben laten registreren, dat donorschap van betekenis kan worden. Ook zo bekeken is nabestaande worden van een donor geen verdienste.

Een andere gedachte is dat mijn man voort zou kunnen leven in degeen die een orgaan of weefsel van hem heeft gekregen. Ik kan dat zo niet ervaren. Ik denk dat in dat beeld vooral het perspectief van een getransplanteerde door schijnt die vaak zo graag van betekenis wil zijn voor de nabestaanden van de donor. Iets kunnen terugdoen. Maar die toegevoegde waarde van de donatie is een verdienste van het eigen leven en staat los van de donor.

Mijn man was er al niet meer toen zijn organen en weefsels uitgenomen werden. Rouwverwerking heeft met loslaten te maken. Zo scheppen we voorwaarden voor nieuwe mogelijkheden.

In mijn rouwverwerking heeft de orgaandonatie nauwelijks een rol gespeeld. Het leren leven zonder mijn man stond centraal. Pas later is het beschikbaar stellen van zijn organen en weefsels wel troostend geworden.

Voor mij is het voldoende te weten dat vijf mensen baat hebben gehad bij zijn organen en weefsels. Het zou zo vanzelfsprekend moeten zijn dat wij kiezen met JA.

Ik dank u voor uw aandacht.


OOK ONBEKENDEN HEBBEN RECHT OP EEN LEVENSKANS!

Hilly Baas

“Mevrouw Baas, wat een bijzondere vraag.
Ik wil u graag zien en spreken, en nodig u uit voor een gesprek!”


Aldus de chirurg.
Zoveel vragen. Steeds weer.

Herhalende vragen.
Nieuwe vragen.

Een veel gestelde vraag was: ‘Waarom bij leven een stuk van uw lever doneren?’

Ik was vanaf mijn achttiende geregistreerd als orgaandonor. Ik vond dat belangrijk.
Je kon er levens mee redden…

En toen kwamen er protocollen voor donatie bij leven!
Ik kon iets doen, iets betekenen voor een ander.
Nu!

Wellicht de meest gestelde vraag: ‘Waarom een leverdonatie voor een onbekende?’

Waarom niet? Ieder leven is uniek!
Ik wilde iemand die ene kans op meer kwaliteit van leven geven!
Ook onbekenden hebben recht op een levenskans!

Men vroeg: ‘Wat drijft u ertoe, dat u dit wilt ten aanzien van een onbekende?’

Ik denk dat zeker meespeelde, dat ook ik in mijn leven in mentaal opzicht, iedere dag moest knokken.
Zo zag ik ook de mensen op de wachtlijst. Heel erg ziek en toch hopen dat die ene kans zou komen.
Ik voelde me verwant. Ik wilde iemand die kans geven.

Het medisch team vond het lastig te begrijpen.
Men verwachtte, dat ik juist met meer boosheid in het leven zou staan.
Maar ik heb gekozen voor een liefdevolle houding naar mijn medemens en bleef het ervaren: Ook onbekenden hebben recht op een levenskans!

‘Beseft u de risico’s wel in wat u wilt?

Ik was rustig.
Nuchter.
Ik overzag de risico’s duidelijk, maar was ervan overtuigd dat mijn sterke, gezonde lijf, deze zorgvuldig voorbereide en geplande leverdonatie aan kon.

‘Waarom nu? Het is een traject waarbij veel onzeker is: Hoe ziek wordt u? Hoe lang zal uw herstel duren!?’

Dokter, er zijn altijd redenen waarom iets niet kan. Belangrijker is na te gaan, hoe ik de wens om een onbekende die ene levenskans te geven, kan realiseren.
Ik was fysiek en conditioneel op mijn best, een operatie zou ik, evenals het herstel, goed kunnen doorstaan. Juist nu!

‘Maar als u nu iets overkomt?’ Ook een veelgehoorde vraag…

In het dagelijkse leven loop ik ook risico’s!
Niemand heeft de garantie dat hem of haar niet iets overkomt.

Stel dat uw deel van de lever wordt af gestoten bij de ontvangende partij?
Stel dat hij of zij komt te overlijden tijdens of na de operatie?

Ik hield hier zeker wel rekening mee.
Maar toch: iemand heeft tenminste een kans gekregen. Anders was die persoon mogelijk ook overleden.
Ieder mens wil graag een kans, een kans op overleven.

Wat lijkt u het moeilijkst in dit hele traject? U zult bijvoorbeeld een groot litteken over houden aan de ingreep!

Ik schoot er bijna van in de lach.
Wat maakte mij nu een litteken uit, ik zou mijn litteken eerder liefhebben, dan dat ik me er ongemakkelijk bij zou voelen.

Weet u wat wel vreselijk moeilijk was?

Ik zou lange tijd zonder mijn hond zijn! Hij is echt mijn alles! Ik zou hem naar de oppas moeten brengen.
De dagen zonder hem vorm geven.
Zonder zijn vriendschap, zonder zijn onvoorwaardelijk ‘houden van’.
Dat gaf wel eens een knoop in mijn maag…
Maar mijn donatiewens was zo intens, zo sterk, dat het een kracht in mij losmaakte die maakte dat ik dit aankon.
Een troost was wel, dat mijn hond een toptijd zou krijgen bij de oppas. En ik was hoogstwaarschijnlijk toch de eerste tijd te ziek om hem te missen.

Geen vragen meer?!

Nee, het was zover! Het medisch team was unaniem akkoord ten aanzien van mijn wens om een deel van de lever te doneren. Ook de vertrouwensarts, die het hele traject toetste, vond mij een stevige vrouw, die solide antwoorden gaf over haar motivatie, die realistisch was ten aanzien de risico’s en die volop achter haar wens stond. Ik mocht doneren.
Ik mocht, na tien maand vooronderzoek, iemand die erg ziek was en al lang wachtte op een lever, die ene, vaak toch unieke kans geven. Wat een geschenk!

De operatie en herstel zijn voor mij - net als voor de ontvangende partij - goed verlopen, en al was er geen sprake van een biologische band, ik voelde me wel ten zeerste verbonden.

Op de eerste dag na de operatie kreeg ik een pracht helium ballon op mijn kamer, die me altijd blij stemde.

Op de dag van mijn ontslag liet ik de ballon opnieuw met wat gas bijvullen. Buiten heb ik de ballon losgelaten.
Op die manier liet ik mijn anonieme ontvangende partij ook weer een stukje los.
Ik heb de ballon lang nagekeken.

Onbekenden hebben recht op een levenskans…


DAAROM VIER IK HET LEVEN

Mariëlle Asselbergs en Yvette Draisma

Yvette:
Zij heet Mariëlle Asselbergs en leeft dit jaar al 22 jaar met een donorlever.

Mariëlle:
Zij heet Yvette Draisma en leeft dit jaar ook al 22 jaar met een donorlever.

Yvette:
(Amersfoort)
22 jaar geleden stond ik al ruim 2 jaar op de wachtlijst voor een donorlever.
Mijn leven stond stil.
Iedereen om mij heen was aan het werk of aan het studeren.
en ik zat ziek thuis.

Mariëlle:
(Marmaris)
Dit jaar is een bijzonder jaar.
Dit jaar wordt mijn donorlever 22 jaar.
Ik was 22 jaar toen ik erg ziek werd in Turkije.
“Doodziek”!
Nu sta ik hier en besef ik hoe sterk mijn donorlever is.
Wie had kunnen denken dat de donorlever ouder zou worden dan mijn eigen lever!

Yvette:
Inmiddels stond ik al een jaar op nummer 1 op de wachtlijst.
Maar steeds waren er mensen zieker dan ik en die gingen voor……

Mariëlle:
(Rotterdam)
Voor mij was er geen wachtlijst, ik lag zes dagen in coma.
In het Erasmus in Rotterdam hebben ze mij gered.
Ik had acute Hepatitis B en onderging 2 levertransplantaties.
De eerste donorlever was te groot en verdrukte mijn nieren.
Maar gelukkig kwam er een tweede donorlever.

Yvette:
(Groningen)
Ik was ziek vanaf mijn 19e, en kon daardoor niet gaan studeren en moest mijn plannen volledig omgooien.
Het belangrijkste voor mij werd de oproep voor transplantatie, daar ging ik voor, want dan kon ik verder met mijn leven!
Het werd juni 1992.
Op weg naar Groningen voor mijn maandelijkse controles ging de pieper af.
Ik hoorde ik de verlossende woorden: “Yvette, er is een lever voor je!”
Enorme blijdschap, en tevens realiserend dat er mensen nu heel verdrietig zijn omdat zij een dierbare hebben verloren.

Mariëlle:
(Rucphen)
Gelukkig waren mijn ouders en zussen er om mij te ondersteunen.
Om te herstellen ging ik weer bij mijn ouders wonen in Rucphen.
Zij hebben mij opgevangen en vertroeteld.
Nu begon mijn gevecht.
Herstel.
Acceptatie.
En: … wat kan ik nu verder met mijn leven gaan doen?
Ik naar de kunstacademie in Breda.
Door kunst te maken kan ik uiting geven aan mijn dankbaarheid en extra levenstijd.
Dit dankzij mijn donor.

Yvette:
(Amersfoort)
Na 6 weken ziekenhuis mocht ik weer naar huis en mijn leven opbouwen.
Na een halfjaar vond ik werk, ik had 5 jaar niet meer kunnen werken!
Ik kon weer iets betekenen in de maatschappij en had weer een verhaal te vertellen.
Een jaar na transplantatie ben ik getrouwd met de liefste man van de hele wereld en daarna hebben we ook nog 2 gezonde kinderen mogen krijgen.
Dit zijn echt onze wonderkinderen.

Mariëlle:
(Rucphen)
Toen ik 30 was vond ik mijn partner, Joost en we kregen onze zoon Midas.
Een wonder, dat mijn lichaam dit kon.
Dankzij mijn donor, de artsen en de medische wereld heb ik een kind kunnen krijgen. Eigenlijk mocht ik niet meer zwanger worden.
Maar ik zou er niet aan moeten denken dat ik dit mooie levensgeschenk had moeten missen. Joost en Midas maken mijn leven compleet.

Yvette:
(Amersfoort)
Ik heb in de beginjaren heel veel willen doen, en veel willen inhalen.
Nu, na 22 jaar, heb ik wel mijn balans gevonden met gezin, sport en vrijwilligerswerk.
Ik ben ontzettend dankbaar voor dit mooie geschenk en hoop dat ik nog lang op deze aarde mag rondlopen.
Ik geef met veel plezier voorlichting via de NTS, ben actief in de Stichting Sport en Transplantatie en probeer zo veel mogelijk positieve aandacht voor orgaandonatie te genereren.
Dat gaat niet altijd vanzelf, het gebruik van medicijnen gaat zijn tol eisen en leeftijd speelt langzaam ook een rol.
Maar ik leef voor de volle 100%!

Mariëlle:
(Rucphen)
Ja, ik heb last van jicht, hoge bloeddruk, slechte nierfunctie, trombose, virussen en afstotingsverschijnselen.
Maar iedere keer knapt mijn lichaam weer op.
Telkens is er weer een weg.
Het gaat niet vanzelf!
Iedere dag dat ik er mag zijn dankzij mijn donor.
Leverfeest, Donorexposities, NTS -lezingen, Levenstekens-bijeenkomsten, TransplantERENdag... om het leven te vieren.

Yvette:
(Rotterdam)
Via de NTS ben ik Mariëlle tegen gekomen en ontdekten we dat wij even oud zijn. Op haar leverfeest ontmoette ik dokter Metselaar en nu ben ik ook patiënt in Rotterdam.
Zo is het cirkeltje rond en staan wij hier samen op dit podium.

Mariëlle:
Wij gaan SAMEN VOOR ZO LANG MOGELIJKE LEVENSTIJD... hé Yvette?

Yvette:
JA!!! Daar gaan we voor.


‘DAN ZOU IK DINGEN GAAN VERZINNEN VOOR DONATIE EN TRANSPLANTATIE’

Midas Asselbergs

Hallo ik ben Midas Asselbergs.
Ik ben 10 jaar en mijn moeder heeft al heel lang een donorlever.

Daar merk ik niet altijd iets van maar ze moet weleens naar het ziekenhuis.
Dan ben ik bij opa en oma.

Soms in een pretpark zegt ze ik kan niet in die achtbaan want dat is slecht voor mij.
En in de winkel zegt ze heel soms dat ze iets niet mag eten maar voor de rest is er niets aan te merken.

Als transplanteren niet zou bestaan zou ik ook niet bestaan en dat is best wel bijzonder vind ik. Dus eigenlijk heeft een donor ervoor gezorgd dat ik leef en besta.

Ik vind het leuk dat ze naar feestjes van donors gaat en zelf feestjes organiseert.
Daar mogen wat vrienden komen, dat is wel leuk!

Soms vind het wel een beetje zielig voor mama dat ze zoveel heeft meegemaakt.
En het is heel jammer dat ze best vaak ziek is!
Maar dan is het weer over en dan beleven we weer heel veel lol en dat is ook heel belangrijk!

Eigenlijk vind ik het een best raar idee dat iemand ziek wordt omdat het orgaan het dan niet meer goed doet of het helemaal niet meer doet.
En dat ze dan een nieuw orgaan krijgen van iemand die dood is gegaan.

Maar ja, nu ben ik het wel weer gewend met al dat donor-fotograferen.
Ze maakt namelijk foto’s van littekens van mensen die getransplanteerd zijn.
En die kunnen andere mensen dan zien op een tentoonstelling.

Ik hoop dat mama het ook niet erg vind dat ze niet alles kan en soms ziek is.
En dat ze het heel leuk voor zichzelf maakt.
Dat was even over mijn moeder.

Maar nu even iets hoe dit voor mij is!
Ik wil in de toekomst als ik heel slim word een uitvinder worden.
Dan zou ik wat dingen gaan verzinnen voor donatie en transplantatie.
Misschien namaak organen of iets dat je minder snel ziek wordt.

Natuurlijk wil ik zelf wel donor worden!
Maar het liefst ga ik natuurlijk nog lang niet dood.

Ik hoop dat iedereen nog lang leeft en niet zo snel ziek wordt...

Menu